woensdag 14 december 2011

A night without lodging

The moment one is capable of feeling grateful for both pain and pleasure, without any distinction, without any choice, simply feeling grateful for whatsoever is given... Because if it is given by God, it must have a reason in it. We may like it, we may not like it, but it must be needed for our growth.

Winter and summer are both needed for growth. Once this idea settles in the heart, then each moment of life is of gratitude. Let this become your meditation and prayer: thank God every moment--for laughter, for tears, for everything. Then you will see a silence arising in your heart that you have not known before. That is bliss.


The first thing is to accept life as it is. Accepting it, desires disappear. Accepting life as it is, tensions disappear, discontent disappears; accepting it as it is, one starts feeling very joyful--and for no reason at all!

When joy has a reason, it is not going to last long. When joy is without any reason, it is going to be there forever. It happened in the life of a very famous Zen woman. Her name was Rengetsu.... Very few women have attained to the Zen ultimate. This one is one of those rare women.

She was on a pilgrimage and she came to a village at sunset and begged for lodging for the night, but the villagers slammed their doors. They were against Zen. Zen is so revolutionary, so utterly rebellious, that it is very difficult to accept it. By accepting it you are going to be transformed; by accepting it you will be passing through a fire, you will never be the same again. Traditional people have always been against all that is true in religion. Tradition is all that is untrue in religion. So those must have been traditional Buddhists in the town, and they didn't allow this woman to stay in the town; they threw her out.

It was a cold night, and the old woman was without lodging, and hungry. She had to make her shelter underneath a cherry tree in the fields. It was really cold, and she could not sleep well. And it was dangerous too--wild animals and all. At midnight she awoke--because of too much cold--and saw, in the night sky, the fully-opened cherry blossoms laughing to the misty moon. Overcome with the beauty, she got up and bowed down in the direction of the village, with these words:

Through their kindness in refusing me lodging I found myself beneath the blossoms on the night of this misty moon... She feels grateful. With great gratitude she thanks those people who refused her lodging; otherwise she would be sleeping under an ordinary roof and she would have missed this blessing--these cherry blossoms, and this whispering with the misty moon, and this silence of the night, this utter silence of the night. She is not angry, she accepts it. Not only accepts it, welcomes it--she feels grateful.

One becomes a buddha the moment one accepts all that life brings, with gratitude.

donderdag 8 december 2011

De monnik met de onbeheersbare driftbuien




Kwaadheid

De monnik met de onbeheersbare driftbuien




De eerstvolgende keer dat je kwaad bent, ren dan zeven rondjes om het huis en ga dan onder een boom zitten en zie waar de kwaadheid is gebleven. Je hebt haar niet gesmoord, je bent haar niet gaan beheersen, je hebt haar niet op iemand anders uitgekuurd… Kwaadheid is zoiets als mentaal kotsen. Het is helemaal niet nodig dat je je op iemand anders uitkuurt. Ga een eindje joggen of neem een kussen en mep erop tot je handen en kaken zich ontspannen.

Aan transformatie komt geen beheersing te pas. Je wordt alleen maar meer bewust. Je wordt kwaad, het is iets schitterends. Het is net als elektrische ontladingen in de wolken.

Een leerling in zen kwam bij Bankei en zei: `Meester, ik kan mijn opvliegendheid maar niet de baas worden. Hoe kan ik daar vanaf komen?’

`Laat me die opvliegendheid eens zien,’ zei Bankei. `Zoiets boeit me wel.’ Maar de leerling kon dat niet. `Ik heb er op dit moment geen last van en ik kan het u dus ook niet laten zien,’ zei hij.

`Goed dan,’ zei Bankei, `als je er weer eens last van hebt, kom het me dan laten zien.’ `Dat kan niet,’ sputterde de leerling, `want het komt zo onverwacht en voordat ik bij u ben, is het vast en zeker al over.’

`Als het zo zit,’ zei Bankei,’ kan het nooit tot je ware natuur behoren. Als dat wel het geval was, zou je het me elk ogenblik kunnen laten zien. Toen je geboren werd, had je het nog niet en je moet het dus van buiten gekregen hebben. Ik raad je aan om elke keer dat het je te pakken heeft, jezelf zo lang met een stok te slaan tot je driftigheid er niet meer tegen kan en op de loop gaat.’

Als je je in een kwade bui opeens van je kwaadheid bewust kunt zijn, houd je op kwaad te zijn. Probeer het maar! Zit je er al middenin, kook je van woede, zou je een moord willen begaan, wees je er dan eensklaps van bewust. Je zult merken dat er iets gebeurt: er schakelt iets in je over, je kunt de klik horen, en je innerlijk is ontspannen. De buitenkant heeft wat meer tijd nodig maar van binnen ben je al weer ontspannen. Jij werkt er niet meer aan mee… je identificeert je er niet meer mee. Je lichaam heeft nog even nodig om af te koelen maar diep in je centrum is alles koel.

Met afkeuring schiet je niks op, wel met bewustzijn. Bewustzijn bewerkt een spontane transformatie. Zodra je je bewust wordt van je kwaadheid, dringt het inzicht tot je door. Door alleen maar gade te slaan, zonder afkeuring, zonder het goed te keuren of af te keuren, door alleen maar te kijken naar wat zich aan de innerlijke hemel afspeelt. Daar bliksemt het, daar is kwaadheid, je voelt de temperatuur stijgen, het hele zenuwgestel wordt dooreen geschud, je voelt een siddering door je hele lijf. Een schitterend moment, want als je energie zich meldt kun je gemakkelijk zien wat ze doet; als ze niet merkbaar is, zie je niets.

Sluit je ogen en mediteer erover. Vecht niet, kijk alleen maar naar wat er gebeurt, de hele hemel vol elektrische ontladingen, zoveel bliksemflitsen, zoveel schoonheid. Ga gewoon op de grond liggen, kijk naar de hemel en sla hem gade. Doe dan hetzelfde binnen.

Iemand heeft je beledigd, iemand heeft je uitgelachen, iemand heeft dit of dat gezegd… heel wat wolken, donkere wolken aan de innerlijke hemel en heel wat bliksemschichten. Sla het gade! Het is een schitterend tafereel, maar ook angstaanjagend omdat je het niet begrijpt. Het is mysterieus en als je een mysterie niet begrijpt, wordt het iets angstaanjagends, je bent er gewoon bang voor. Maar als een mysterie wordt begrepen, wordt het een vorm van genade, een geschenk, want nu bezit je de sleutels en met de sleutels ben je de meester.

When Shibli threw the rose

When Shibli threw the rose


If you have done something wrong, go to the person. Be humble, ask his forgiveness. Only he can forgive you, nobody else. And remember, that is the meaning of the word sin: forgetfulness. So now, don't forget again and do the same; otherwise, your asking forgiveness becomes meaningless. Now be careful, be alert, be conscious; and don't do the same thing again. Remember not to commit the mistake again--it should become a decision in you; then you are really repentant.

Repentance can become a very, very deep phenomenon in you if you understand the responsibility. Then even a small thing, if it becomes a repentance--not just verbal, not just on the surface; if it goes deep to your roots, if you repent from the roots; if your whole being shakes and trembles and cries, and tears come out; not only out of your eyes, but out of every cell of your body, then repentance can become a transfiguration.


The first time Shibli's name became known was the time when Mansoor al-Hillaj was being murdered. Many people have been murdered in the past by so called religious people--Jesus was murdered--but there has been never such a murder as happened with al-Hillaj. First his legs were cut off--he was alive--then his hands were cut. Then his tongue was cut, then his eyes were taken out--and he was alive. He was cut in pieces.

And what crime had Mansoor committed? He had said, An'al Hak. It means "I am the Truth, I am God." All the seers of the Upanishads declare this, Aham Brahmasmi--I am Brahma, the Supreme Self." But the Mohammedans could not tolerate it.

Mansoor is one of the greatest Sufis. When they started cutting his hands he looked at the sky, prayed to God and said, "You cannot deceive me! I can see you in everybody present here. You are trying to deceive me? you have come as the murderer? as the enemy? But I tell you, in whatsoever form you come I will recognize you--because I have recognized you within myself. Now there is no possibility of deception."

Shibli was a companion, a friend to al-Hillaj. People are throwing stones and mud in ridicule, and Shibli is standing there. Mansoor is laughing and smiling. Suddenly he starts crying and weeping, because Shibli has thrown a rose at him. Somebody asked, "What is the matter? With stones you laugh--have you gone mad? And Shibli has thrown only a rose flower. Why are you crying and weeping?"

Mansoor said, "People who are throwing stones don't know what they are doing, but this Shibli has to know. For him it will be difficult to get forgiveness from God." He said, "Others will be forgiven because they are acting in ignorance; they cannot help it. In their blindness that's all they can do. But with Shibli--a man who knows! That's why I weep and cry for him. He is the only person who is committing a sin here."

And this statement of Mansoor's changed Shibli completely. He threw the Koran, the scriptures, and he said, "They could not make me understand even this: that all knowledge is useless. Now I will seek the right knowledge." And later on when he was asked, "Why did you throw the flower?" Shibli said, "I was afraid of the crowd--if I don't throw anything, people may think that I belong to Mansoor's group. They may get violent toward me. I threw the flower--just a compromise. Mansoor was right: he wept at my fear, my cowardice. He wept because I was compromising with the crowd." But Shibli understood. The crying of Mansoor became a transformation.

Het allerhoogste en het onuitsprekelijke

No Mind
Niet-denken
Het allerhoogste en het onuitsprekelijke

De toestand van niet-denken is de toestand van het goddelijke. God is niet een gedachte maar de beleving van niet in gedachte zijn. Het is niet een denkconcept, het is het uiteenspatten van het denken als het geen concepten meer heeft. Het is niet een ding dat je kunt zien; het is het vermogen zelf om te zien. Het is niet wat gezien wordt maar degene die ziet. Het zijn niet de wolken die zich samenpakken aan de hemel maar de hemel zelf wanneer er geen wolken zijn. Het is die lege hemel.
Als de aandacht zich niet op iets richt, wanneer er niets te zien valt, niets te denken, alom niets dan leegte, dan keer je tot jezelf terug. Je hoeft nergens meer naartoe -- je ontspant je in wat je bron is en die bron is God.
Niet-denken is de weg naar God.
In je diepste wezen ben je niets anders dan de innerlijke hemel. De hemel is leeg maar het is die lege hemel die alles inhoudt, de hele schepping, de zon, de maan, de sterren, de aarde, de planeten. Het is de lege hemel die dit alles mogelijk maakt. Het is de lege hemel die de achtergrond is waaruit alles wat bestaat te voorschijn komt. De dingen komen en gaan, maar de hemel blijft dezelfde.
Precies zo heb jij een innerlijke hemel, die ook leeg is. Wolken komen en gaan, planeten worden geboren en verdwijnen, sterren verschijnen en sterven, en bij dit alles blijft de innerlijke hemel dezelfde, onberoerd, onaangetast, onbeschadigd. We noemen die innerlijke hemel sakshin, de getuige, en dat is het enige waar het meditatie om te doen is.
Ga die innerlijke hemel binnen en geniet ervan. Maar onthoud dit: alles wat je ziet, bén je niet. Zie je gedachten, dan ben je geen gedachten. Zie je gevoelens, dan ben je geen gevoelens. Zie je je dromen, verlangens, herinneringen, fantasieën, projecties, weet dan dat je die niet bent. Blijf alles uitsluiten wat je kunt zien. Dan zal op zekere dag dat geweldige moment aanbreken, het belangrijkste moment van je leven, dat er niets meer uit te sluiten valt. Al het geziene is verdwenen en alleen de ziener is over. Die ziener is de lege hemel.
Wie dit weet kent geen angst meer, wie dit weet is louter liefde. Wie dit weet is God, is onsterfelijk.
Het is onmogelijk om de hemel te bevuilen, er sporen of merktekens in achter te laten. We kunnen iets in de waterspiegel schrijven maar we hebben het nog niet geschreven of het is alweer weg; beitel je daarentegen een tekst in steen, dan houdt hij het wel een paar duizend jaar. Je kunt geen zinnen in het uitspansel schrijven, dus kunnen ze ook niet verdwijnen. Begrijp alsjeblieft het verschil. Je kunt geen zinnen in het uitspansel schrijven maar ik kan wel mijn vinger langs de hemel laten gaan: de vinger gaat er dan langs maar er wordt geen regel geschreven en de vraag of de regel verdwijnt of niet komt dan niet aan de orde.
Op de dag dat iemand het denken achter zich laat, als het bewustzijn het denken overstijgt, zal hij merken dat de ziel, net als de hemel, volkomen onbeschreven is. Ze is eeuwig zuiver, eeuwig verlicht, ze is nooit door iets verontreinigd.

De magische bedelnap

 
Begeerte
Begeerte

De magische bedelnap


Als je iets begeert, hangt je vreugde daarvan af. Als het je neus voorbijgaat, voel je je ellendig; als je het krijgt, ben je gelukkig, maar alleen voor dat moment. Dat moet je ook inzien. Als je begeerte bevredigd is, ben je blij maar alleen voor dat moment. Het is van korte duur want zodra je het hebt, gaan je gedachten al uit naar meer, naar iets anders. Het denken bestaat bij de gratie van begeren, vandaar dat het denken je nooit een moment zonder begeerte gunt. Als je zonder begeerte bent, houdt je denken meteen op te bestaan.

Dat is het hele geheim van meditatie.

Een bedelaar klopt aan bij een koning. Het is vroeg in de morgen. De koning komt naar buiten voor een ochtendwandeling door zijn schitterende tuin. Had hij dat niet gedaan, dan had de bedelaar hem moeilijk te spreken gekregen. Maar er was niemand om hem dit te verhinderen.
De koning zei: 'Wat wil je?’
De bedelaar zei: 'U dient zich tweemaal te bedenken voor u dit vraagt!’

De koning had nog nooit zo’n leeuw van een kerel ontmoet. Hij had zelf oorlogen gevoerd, overwinningen behaald, iedereen duidelijk gemaakt dat niemand machtiger was dan hij, en nou zegt me opeens zo’n bedelaar: 'Bedenk wat u zegt want misschien bent u niet in staat me te geven wat ik vraag.’
De koning zei: 'Maak jij je daar maar niet druk om, dat is mijn zaak. Vraag maar wat je wilt en je zult het krijgen.’

De bedelaar zei: 'Ziet u mijn bedelnap? Ik wil dat die gevuld wordt, het kan me niet schelen met wat, als hij maar gevuld wordt en tot aan de rand. U kunt nog altijd nee zeggen maar als u ja zegt, neemt u een risico.’

De koning moest lachen. Die komt met een bedelnap aanzetten en meent mij nog een waarschuwing te moeten geven! Hij droeg zijn eerste-minister op de bedelnap te vullen met diamanten, zodat die bedelaar zou beseffen aan wie hij iets gevraagd had. De bedelaar zei nog eens: 'Bedenk u tweemaal.’

En weldra werd het duidelijk dat de bedelaar gelijk had want alle diamanten die in de bedelnap werden gestort, verdwenen simpelweg. Het gerucht ging als een lopend vuurtje door de hoofdstad. Duizenden mensen stroomden toe om het te zien. Toen de edelstenen op waren, zei de koning: 'Haal alle goud en zilver te voorschijn. alles !’ Mijn hele koninkrijk, mijn hele geloofwaardigheid staat op het spel.’ Maar tegen de avond was alles verdwenen en over waren nog twee bedelaars en een van hen was ooit de koning.

De koning zei: 'Vertel me alsjeblieft, voordat ik je vergeving vraag voor het feit dat ik niet naar je heb willen luisteren, wat het geheim is van deze bedelnap?’
De bedelaar zei: 'Er is niets geheims aan. Ik heb hem mooi opgepoetst en hem laten lijken op een bedelnap maar het is de schedel van een mens. U kunt erin blijven uitstorten wat u maar wil en het verdwijnt.’


Het verhaal is van grote betekenis. Heb je wel eens nagedacht over je eigen bedelnap? Alles verdwijnt erin, macht, aanzien, rijkdom. Alles verdwijnt erin en toch vraagt hij telkens weer om meer. En het meer verwijdert je van dit. De begeerte, het verlangen naar iets anders, haalt je uit dit moment.

Er zijn maar twee soorten mensen. De meerderheid rent achter schimmen aan, ze zullen hun bedelnap niet loslaten voordat ze in hun graf liggen. Een kleine minderheid, een op de miljoen, stopt met rennen, geeft alle verlangens op, vraagt niets -- en vindt eensklaps alles in zichzelf.

De magische bedelnap

Begeerte
De magische bedelnap
Begeerte


Als je iets begeert, hangt je vreugde daarvan af. Als het je neus voorbijgaat, voel je je ellendig; als je het krijgt, ben je gelukkig, maar alleen voor dat moment. Dat moet je ook inzien. Als je begeerte bevredigd is, ben je blij maar alleen voor dat moment. Het is van korte duur want zodra je het hebt, gaan je gedachten al uit naar meer, naar iets anders. Het denken bestaat bij de gratie van begeren, vandaar dat het denken je nooit een moment zonder begeerte gunt. Als je zonder begeerte bent, houdt je denken meteen op te bestaan. Dat is het hele geheim van meditatie.

Een bedelaar klopt aan bij een koning. Het is vroeg in de morgen. De koning komt naar buiten voor een ochtendwandeling door zijn schitterende tuin. Had hij dat niet gedaan, dan had de bedelaar hem moeilijk te spreken gekregen. Maar er was niemand om hem dit te verhinderen.

De koning zei: 'Wat wil je?’
De bedelaar zei: 'U dient zich tweemaal te bedenken voor u dit vraagt!’

De koning had nog nooit zo’n leeuw van een kerel ontmoet. Hij had zelf oorlogen gevoerd, overwinningen behaald, iedereen duidelijk gemaakt dat niemand machtiger was dan hij, en nou zegt me opeens zo’n bedelaar: 'Bedenk wat u zegt want misschien bent u niet in staat me te geven wat ik vraag.’

De koning zei: 'Maak jij je daar maar niet druk om, dat is mijn zaak. Vraag maar wat je wilt en je zult het krijgen.’

De bedelaar zei: 'Ziet u mijn bedelnap? Ik wil dat die gevuld wordt, het kan me niet schelen met wat, als hij maar gevuld wordt en tot aan de rand. U kunt nog altijd nee zeggen maar als u ja zegt, neemt u een risico.’

De koning moest lachen. Die komt met een bedelnap aanzetten en meent mij nog een waarschuwing te moeten geven! Hij droeg zijn eerste-minister op de bedelnap te vullen met diamanten, zodat die bedelaar zou beseffen aan wie hij iets gevraagd had. De bedelaar zei nog eens: 'Bedenk u tweemaal.’

En weldra werd het duidelijk dat de bedelaar gelijk had want alle diamanten die in de bedelnap werden gestort, verdwenen simpelweg. Het gerucht ging als een lopend vuurtje door de hoofdstad. Duizenden mensen stroomden toe om het te zien. Toen de edelstenen op waren, zei de koning: 'Haal alle goud en zilver te voorschijn. alles !’ Mijn hele koninkrijk, mijn hele geloofwaardigheid staat op het spel.’ Maar tegen de avond was alles verdwenen en over waren nog twee bedelaars en een van hen was ooit de koning.

De koning zei: 'Vertel me alsjeblieft, voordat ik je vergeving vraag voor het feit dat ik niet naar je heb willen luisteren, wat het geheim is van deze bedelnap?’

De bedelaar zei: 'Er is niets geheims aan. Ik heb hem mooi opgepoetst en hem laten lijken op een bedelnap maar het is de schedel van een mens. U kunt erin blijven uitstorten wat u maar wil en het verdwijnt.’

Het verhaal is van grote betekenis. Heb je wel eens nagedacht over je eigen bedelnap? Alles verdwijnt erin, macht, aanzien, rijkdom. Alles verdwijnt erin en toch vraagt hij telkens weer om meer. En het meer verwijdert je van dit. De begeerte, het verlangen naar iets anders, haalt je uit dit moment.

Er zijn maar twee soorten mensen. De meerderheid rent achter schimmen aan, ze zullen hun bedelnap niet loslaten voordat ze in hun graf liggen. Een kleine minderheid, een op de miljoen, stopt met rennen, geeft alle verlangens op, vraagt niets -- en vindt eensklaps alles in zichzelf.

dinsdag 6 december 2011

Meera's temple dance

Meera's temple dance


Devotion is a way of merging and melting into existence. It is not a pilgrimage; it is simply losing all the boundaries that divide you from existence--it is a love affair. Love is a merger with an individual, a deep intimacy of two hearts--so deep that the two hearts start dancing in the same harmony. Although the hearts are two, the harmony is one, the music is one, the dance is one.

What love is between individuals, devotion is between one individual and the whole existence. He dances in the waves of the ocean, he dances in the dancing trees in the sun, he dances with the stars. His heart responds to the fragrance of the flowers, to the song of the birds, to the silences of the night.

Devotion is the death of the personality. That which is mortal in you, you drop of your own accord; only the immortal remains, the eternal remains, the deathless remains. And naturally the deathless cannot be separate from existence--which is deathless, which is always ongoing, knows no beginning, no end. Devotion is the highest form of love.


You know Jesus said, "God is love." If it had been written by a woman she would have written, "Love is God." God must be secondary; it is a mental hypothesis. But love is a reality throbbing in every heart. We have seen people like Meera.... But only very courageous women could manage to come out of the repressive social system. She could manage because she was a queen, although her own family tried to kill her because she was dancing on the streets, singing songs. The family could not tolerate it.

Particularly in India, and in Rajasthan, the woman is very much repressed. And a woman of the beauty of Meera, dancing in the streets, singing songs of joy... There was a temple in Vrindavan, where Krishna had resided. In his memory a great temple was made, and in that temple, no woman was allowed to enter. Women were allowed only on the outside, to touch the steps of the temple. They never saw the statue of Krishna inside, because the priest was very adamant.

When Meera came the priest was afraid that she would enter the temple. Two men with swords, naked swords, were placed before the gate to prevent Meera from coming in. But when she came--and such people are so rare, such a fragrant breeze, such a beautiful dance, such a song that brings into words that which cannot be brought into words--those two swordsmen forgot why they were standing there and Meera danced into the temple.

It was the time for the priest to worship Krishna. His plate, full of flowers, fell onto the ground as he saw Meera. He was utterly angry and he said to Meera, "You have broken a rule of hundreds of years."

She said, "What rule?"

The priest said, "No woman can enter here." And can you believe the answer? This is courage... Meera said, "Then how have you entered here? Except one, the ultimate, the beloved, everybody is a woman. Do you think there are two men in the world--you and the ultimate? Forget all this nonsense."

Certainly she was right. A woman full of heart looks at existence as a beloved. And existence is one